Aan de jonge juffrouw Dirkje Snijder

In het archief van Museum Het Oude Raadhuis vond ik in maart 2020 een stapeltje oude brieven. Ze zaten in een plastic broodzakje, in de map van Hessel van Urk. Ik vouwde ze open en al snel begon mijn hart sneller te kloppen. Het ging om een stapel liefdesbrieven, gericht aan Dirkje Snijder.

Pas twee maanden later, toen de ik brieven voor de derde keer doorlas, viel me op dat de liefdesbrieven aan Dirkje door twee verschillende mannen waren geschreven. In 1919 ging het om een Lubbert Ras, die in Wormerveer werkte. Urkers trokken in die schrale tijd naar ‘de Zaan’ en ‘de Wormer’ om in fabrieken te werken. Vanaf 1923 ontvangt Dirkje brieven van Hessel van Urk, die zich op vissersschepen langs de Noordzeekust heeft aangemonsterd.

Op 25 oktober 1924 zal Dirkje met Hessel trouwen.

Nu ik de brieven heb ontcijferd en gedigitaliseerd denk ik dat ik bij toeval op een unieke collectie brieven ben gestuit. Ze geven een uniek inkijkje in het leven van een jonge Urker vrouw en haar twee vrijers in het begin van de 20ste eeuw. Niet alleen krijgen we een indruk hoe Urker geliefden in die tijd op afstand middels brieven elkaar beter leerden kennen en hun gevoelens op papier uitten, de post geeft ook een inkijkje in het harde leven van de eilandbewoners, getekend door gevaarlijk en moeilijk werk, lange periodes van afwezigheid, ziekte en schrijnende armoede.

De brieven geven een uniek inkijkje in het leven van een jonge Urker vrouw en haar twee vrijers in het begin van de 20ste eeuw.

Dirkje Snijder (1903) was het oudste meisje van Klaas Snijder en Geesje Hennink. Het stel was achttien jaar getrouwd toen Dirkje werd geboren. Drie jaar eerder kregen Klaas en Geesje een jongen, Hendrik, die slechts één dag oud werd. Dirkje zal zoals vrijwel alle meisjes in die tijd de lagere school hebben afgemaakt, waarmee haar jeugd was afgelopen en haar werkende leven begon. Veel van haar vriendinnen gingen als dienstbode in Amsterdam of elders in Noord- of Zuid-Holland aan de slag. Haar vriendin Mariap van Urk bijvoorbeeld vertrok naar Scheveningen, waar ze een ‘diensien’ had gevonden.

Dirkje had misschien graag ook iets van de wereld willen zien maar bleef op het eiland. Uit haar brieven wordt duidelijk waarom: ze zorgt voor haar ernstig zieke moeder, die jarenlang op bed ligt. Moeder Geesje zal in juli 1923 overlijden, waarna Dirkje -zoals verwacht van een dochter- voor haar vader zorgt.

Dirkje is 16 als ze verkering krijgt met de vijf jaar oudere Lubbert Klaasz Ras. Lubberts eerste brief aan zijn ‘geachte vriendin’ is van 3 november 1919. Hij zal Dirkje pas over vijf weken weer te zien krijgen. Hij is erg blij met de ansichtkaart van Dirkje en verheugt zich op de kerst, wanneer hij op Urk hoopt te zijn. “Als u naar bed gaat moet ik pas aan het werk maar mijn gedachten die zijn bij u [.] ik ben wel met mijn lichaam in wormer maar met mijn gedachten bij u, hebt u het ook zoo?”

Ik ben wel met mijn lichaam in wormer maar met mijn gedachten bij u, hebt u het ook zoo?

Het nachtwerk in de Wormer is niet zwaar maar toch hoopt Lubbert snel weer op Urk aan de slag te kunnen. ‘Dan ben ik elken avond bij u, dan krijgt u misschien nog wel een hekel aan me.”

Aan het eind van de brief legt Lubbert ‘de pen neer, maar niet mijn hart, dat klopt voor u alleen’. Hij sluit af met ‘hondert duizend kussen’.

Uit Lubberts tweede epistel blijkt dat Dirkje voor het eerst in haar leven een brief heeft geschreven. Ze heeft het er goed afgebracht, vindt Lubbert. Bovendien zijn ‘de menschen’ erachter gekomen dat Dirkje verkering heeft, waar Lubbert lakoniek op reageert.

Dirkje is bang dat anderen haar brieven zullen lezen, maar daar is volgens Lubbert geen reden voor, ‘maar wees zelf ook zoo wijs dat u ook geen brieven laat lezen die u van een jongen krijgt, je vader of je moeder niet eens.’ De verliefde brievenschrijver sluit af met ‘meer dan een kus’ die Dirkje met de kerst van hem tegoed heeft.

“Maar wees zelf ook zoo wijs dat u ook geen brieven laat lezen die u van een jongen krijgt, je vader of je moeder niet eens.

Was Dirkje te jong om een serieuze relatie met Lubbert aan te gaan? Of werd Lubbert door haar familie te oud en te licht bevonden? Hoe het zij, dit is de laatste brief van Lubbert in Dirkje’s verzameling.

De volgende brief arriveeert in oktober 1922, en is geschreven door de 22-jarige Hessel van Urk. Hessel vaart op dat moment op de UK 64 vanuit de haven van IJmuiden, en is net als Lubbert vaak maanden van huis. Hessel is de derde zoon van Dubbele en Willempje van Urk. Net als Dirkje weet hij wat verdriet is: zijn vader bleef op zee toen hij 4 jaar oud was. Zijn moeder trouwt een jaar later met Meindert Ruiten. Er komt nog een jongetje, dat na drie maanden overlijdt.

Hessel addresseert zijn brief aan de Jonge Juffrouw Dirkje Snijder, en noemt haar L.D., Lieve Dirkje. Hessel is lang niet zo romantisch als Lubbert maar heeft wel meer oog voor het welzijn van Dirkje’s ouders, iets wat een centrale rol in het leven van zijn vriendin moet hebben gespeeld. Haar moeder is bedlegerig en Hessel is onder de indruk van haar innerlijke kracht, zonder ‘gemurmureer’. Hij is nog in Amsterdam geweest (Urker botters verkochten hun vis soms in de hoofdstad) en heeft er gekeken voor een fornuis voor Dirkje en haar ouders.

Interieur van het Zeemanshuis in IJmuiden, waar Hessel in het weekend zijn brieven aan Dirkje schrijft

Hessel schrijft vooral over de problemen met de visserij, die door ijsvorming weinig voorstelt. Hij was graag op Urk geweest om te schaatsen, en het Dirkje ook te leren, ‘achter mij’. Hij vraagt hoe het met eten en drinken op Urk is, nu de Zuiderzee gesloten is, en of de steun (Zuiderzeesteun) Dirkje’s vader nog wat uitkeert.

Dan stop hij er mee, want ‘ik schrijf mij zoo anwinnig’, en sluit af met een kus of zes, ‘dat weet je wel’.

In zijn volgende brieven vertelt Hessel over een nare ontsteking aan zijn mond en over de zondagen, die in IJmuiden worden doorgebracht. Hij gaat er naar de kerk, en ontmoet er andere Urker vissers.

En zo begint een levendige correspondentie tussen Dirkje en Hessel. Op 26 mei is Dirkje jarig; Hessel schrijft haar een brief en refereert voor het eerst aan het huwelijk, gepland voor 25 oktober 1924: “De tijd schiet op maar ik loop er elke dag mee in mijn gedachten.”

Dirkje’s moeder overlijdt op 12 juli 1923. Op 25 oktober 1924 trouwt ze met Hessel; haar 62-jarige vader blijft bij haar inwonen. Ze schrijft haar eerste brief aan Hessel op 3 februari 1925. Ze is bezorgd geweest omdat er een hevige storm heeft gewoed, en mist Hessel. “Nu man”, schrijft ze, “het is hier erg leeg als u zondags weg bent, dan is het hier zoo eentonig, want volk krijgen wij niet.” Veel nieuws heeft ze niet, maar haar brief ‘komt uit een goed hart, en dat het voornaamste want de liefde is alles’. Op typisch Urker wijze neemt ze afscheid met ‘Genacht’, van ‘je liefhebbende vrouw’.

“Het is hier erg leeg als u zondags weg bent, dan is het hier zoo eentonig, want volk krijgen wij niet.”

Dirkje’s tweede brief is van 1 april 1925. Ze is zwanger en heeft kiespijn, en is maandag ‘nog wel erg suf’ en ‘erg anwinnig ook’ geweest. Uit haar brief blijkt dat zij en Hessel een belangrijk raakvlak hebben: het geloof. Beiden aarzelen niet ‘de Heere’ de eer te geven voor leven en gezondheid.

Een dag later zit Dirkje ‘op mijn eentje te schrijven, dat ik zit met mijn gedachten bij u.’ Ze beschrijft wie er zoal op bezoek zijn geweest en vraagt om wat ‘IJmuider kaak’ tegen haar misselijkheid. Ze sluit af als ‘je liefhebbende vrouw’ met ‘hondert duizend kussen’. Heeft ze die zin misschien gekopieerd uit een brief van Lubbert?

Foto’s van de Onderbuurt waar Dirkje woonde uit een foto album van onbekende bezoekers in periode 1925-35 (Geheugen van Nederland)

Hessel’s brieven zijn nu gericht aan ‘De vrouw van Hessel de Vries’ . Al snel blijkt dat hij het niet altijd even makkelijk heeft. Hij vaart bij een Egmondse schipper die ‘onophoudelijk’ vloekt. In februari 1925 schrijft hij dat hij zich na zijn trouwen zo mogelijk nog minder thuis voelt aan de Noord-Hollandse kust, want ‘de liefde maakt mij vaak verlangend naar huis’.

In 1925 eindigt de bijzondere briefwisseling tussen Dirkje en Hessel. Vond Hessel na 1925 ander werk, dichter bij huis? Dirkje beviel op 15 november 1925 van een zoon, Dubbele. Ze kreeg nóg drie kinderen, Geesje, Klaas en Willempje. Hessel en Dirkje kregen 25 kleinkinderen. Op een latere foto zien ze er eensgezind en tevreden uit.

Hessel overleed op 87-jarige leeftijd in 1988, Dirkje een half jaar later op 85-jarige leeftijd.

En hoe liep het af met de verliefde Lubbert? Hij trouwde een maand na Dirkje met Maria Visser. Het echtpaar bleef kinderloos.