Moedeloos en overstelpt van zenuwen

Urk, 11  november 1939

Geliefde zus en zwager en kinderen

Ik zou elke dag schrijven maar ik had er elke keer geen lust voor. Ik denk nu zal ik eens schrijven. Wel bedankt hoor voor de f.1,50 die ik verleden week ontvangen heb. Ik heb een nieuwe tafelmat gehaald die kostte  f. 3,50. Ik kreeg f. 1,00 van mijn schoonvader en f. 1,00 van Geertje en toen denk ik: ik zal dadelijk wat halen ervoor, ik bewaar hem als ik op mijn eigen zit.

Nu Annetje ik heb toch zo’n reuze verjaardag gehad, zo veel gekregen. Ik heb 3 fleschjes boldoot, daar was er nog een bij van f. 1,75, een mooie nachtpon, een dikke broek en een taart, 40 eieren, 2 bakjes met druiven, 5 pnd vlees, 1 schaaltje testvet, f. 7,50 aan geld, 2 rollen mangelepers, van die lekkere zeep, badhanddoeken, stofdoeken en gordijnen, ik was met de weldaden verlegen. En ik heb zoveel volk gehad. Zondagsavonds zat de kamer vol, ik had 3 fleschen wijn, 1 taart en 15 gebakjes en alles op. Maar het is wel druk hoor als je dan ziek bent.

Woensdag heeft dokter Vonk hier geweest met de zuster, ik moest onderzocht worden, maar ik had koorts want ze kwamen ’s middags om 4 uur en dan heb ik koorts. Hij zegt: ik zal je volgende woensdag onderzoeken, nu moet ik een week lang koorts opnemen, 3 keer daags, hij wil precies weten hoeveel koorts ik heb. Nu ’s middags loopt hij over de 38 nog dus is veels te hoog vanzelf, dan ben ik ook suf hoor en om een uur of 6 als de koorts afneemt dan gaat het wel weer maar ik eet niets. Alles wordt groot in mijn mond en daarom denk ik door de zwakte dat de koorts toeneemt.

Ik kan geen eens een kousje te stoppen zoo moe word ik dan. Ik heb al goed van dokter er voor gehad het geeft niets.

Ik lig ’s nachts met het zweet op mijn hoofd en ’s morgens als ik wakker wordt is mijn haar nat op mijn hoofd, dat is toch zwakte. Nu hoorde ik verleden dat je schoonmoeder wat had voor eet trek. Dat zei ze toen tegen Frans van mij bij Stiene in huis. Toe die dood was toen zei Frans dat ik niet at. Toe zei ze wat, maar nu is Frans dat vergeten. Vraag jij het nou eens aan haar, ik wil er alles voor doen, want ik zie dat door niet eten verzwak ik. Ik kan geen eens een kousje te stoppen zoo moe word ik dan. Ik heb al goed van dokter er voor gehad het geeft niets. We hebben een fleschje ossebloed bij Jan Woord gehaald dat kostte nog f. 2,50, maar het geeft niets, misschien weet je schoonmoeder er wel een middeltje voor.

Frans begint nu wat te eten die heeft nu medicijnen van de dokter gehad maar dat is ook voor zijn buik. Dokter heeft woensdag Frans onderzocht weer. Over 3 weken moet hij zelf bij dokter komen om weer te onderzoeken. Hij zegt: Frans wat ben je toch mager je raakt je vet kwijt. Maar dat komt Frans heeft de hele tijd zoveel pijn geleden en overgeven en niet eten  dat ging dubbel achteruit. Maar nu kan hij ’s middags lekker eten hoor, maar de pijn gaar niet weg hoor, hij ligt de hele dag.

Hij ligt ook wel vaak te huilen dan zit hij zover in de put dan zegt hij 35 jaar en een gezin en dan helemaal op wezen. Dan moet ik hem weer op moedigen dan zeg ik stil nou, je bent nog jong …

Zijn longen en borst zijn ook beluisterd. Maar het lijkt wel een beetje ontstoken in de buik maar hij heeft geen rust mee te houden, zegt dokter, maar Frans kan niet lopen van de zwakte als hij even loopt door het huis dan moet hij gauw weer gaan liggen dan is hij zoo op hij is ook zoo mager.

Hij ligt ook wel vaak te huilen dan zit hij zover in de put dan zegt hij 35 jaar en een gezin en dan helemaal op wezen. Dan moet ik hem weer op moedigen dan zeg ik stil nou, je bent nog jong en als je flink eet en je houd een paar eieren daags vol en een kan melk dan ben jij van het voorjaar weer beter. Ik zeg je moet je niet aan de zenuwen overgeven, ik zeg de HEERE heeft het al de tijd wel gemaakt, laten we ons daar nou maar aan overgeven, dus komt het wel goed, het zij hoe of het gaat. Want Frans zit vaak in de put hoor, dan zit hij weer over mij in.

Ik zeg straks geef mij nu maar eens papier dan zal ik maar eens schrijven, dan verzet het nog een beetje want och ons Annetje ik word zo anwennig van Frans.

Urk, 24 januari 1940

Geliefde zus en zwager en kinderen

Ik zal jullie maar een schrijven ik kan me indenken hoe jullie uitkijkt naar bericht. Ik heb al zoo vaak gezegd Annetje moet bericht eens hebben en al maar uitstellen.

Ik zeg straks geef mij nu maar eens papier dan zal ik maar eens schrijven, dan verzet het nog een beetje want och ons Annetje ik word zo anwennig van Frans.

Nu Annetje en Maarten, ik zal jullie ook eens schrijven hoe onverwachts of hij gestorven is.

Toen jij wegging Annetje toen zegt hij tegen mij, ik gevoelde me toch vooruitgaan en hij was zo aan jou gewoon, maar toen Mietje en Flerik bij ons inkwamen en die er een paar dagen waren toen was hij zo aan Flerik gewoon dat geen een kon het beter doen als Flerik dat toen was hij zo aan Mietje en Flerik gewoon. En Annetje het ging wezenlijk vooruit ’s middags een sigaar roken, in de krant eens lezen. En hij begon over het bedrijf van hem te praten, dat ik kreeg alle hoop. Hij zegt tegen mij wat zal dat gezellig worden de kinderen boven en wij in de kamer rustig zitten ’s avonds, want we hebben toch nu zo’n mooi huis och we zullen ook nog wel eens beter worden. De zon zal ook nog wel eens komen te schijnen voor ons.

En Annetje het ging wezenlijk vooruit ’s middags een sigaar roken, in de krant eens lezen. En hij begon over het bedrijf van hem te praten, dat ik kreeg alle hoop.

En zoo zaten we samen elkaar te troosten. En daar 1 Januari nieuwjaardag daar komt er zoo een verandering daar zette die bult op z’n schouder zoo op en zo’n eeuwige pijn dat als de toeren kwamen. Och Annetje dan kon je het niet aanhoren. Hij kan niet meer opgelicht 2 dagen was het verschrikkelijk koorts en niet eten. De ontlasting ging goed elke dag gewoon uit hem zelf gezonde ontlasting. Hij kreeg geen spuitjes meer, daar waren we ook zoo blij om hij worde zoo moe van die spuitjes. En toe gaf dokter poeders voor verdoving maar toe heeft hij Mietje apart geroepen en gezegd: acht geven op hem want z’n nagels worden blauw. Maar ze zeiden niets tegen mij, want ik gaf zoo vreselijk over almaar en huilen.

Maar toen vrijdags was de pijn helemaal weg, geen poeders meer gebruikt hij heeft er maar 2 gebruikt in die pijn en toen weer alle hoop. Zondags Annetje, hij was ’s avonds zoo vlug hij zat aan het praten, dat Geertje ging naar huis en zegt tegen de juffrouw: Frans is zoo vlug hij zal wezenlijk weer opknappen maar hij was zoo ernstig daar mochten geen wakers, zei hij. Jantje moet met het ledikant naast me, zodat ik al een paar nachten met de ledikanten naast elkaar geslapen had en dat vond hij zoo goed, ik mocht elke avond bij hem zitten. Een poosje, zei dokter. En dat deed hem zoo goed.

Hij zegt: maak je niet ongerust en ga maar even slapen want de Heere zegt: Mijn oog zal op u zijn. En toe begon ik te huilen en ik zag dat ik hem toen moest missen.

En Annetje toen zondagavond zoo vlug! En daar die nacht toen worde hij zoo min, ik mocht Flerik en Mietje niet roepen van hem. Maar toe hoorden ze hem ze kwamen naar beneden ze sliepen boven, hij zegt ga jullie op bed, Jantje is toch bij me! En jaagde ze op bed zoo halsstarrig was hij. Dan moest ik hem water geven, dan de waterflesch, dan moest ik z’n zweet afdrogen, hij was steenkoud, gezicht en alles en toch benauwd. Z’n haar was nat op z’n hoofd dat heeft achterna de doodstrijd geweest.

Hij zegt: och vrouw ga eens bij mij op één kussen liggen en zoen me eens. Ik zeg: och man word je dan minder? Hij zegt: maak je niet ongerust en ga maar even slapen want de Heere zegt: Mijn oog zal op u zijn. En toe begon ik te huilen en ik zag dat ik hem toen moest missen. En och Annetje en Maarten toen heb ik een worsteling gekend in het gebed. Ik heb de Heere gesmeekt om nog herstel. Ik zeg: Heere we zijn nog zoo jong ik kan hem nog niet missen mijn kindertjes zijn nog zoo klein. We zijn in het begin van ons leven. Heere wil toch die band niet doorsnijden en ik kon niet komen om te zeggen: Uw wil geschiede. Ik kon het niet zeggen.

Annetje en Maarten wat kost dat een strijd om te bidden: niet mijn wil maar Uw wil geschiede. Wat je zoo innig lief hebt en dat te moeten afstaan en eindelijk kwam ik er toe en zeg: och Heere, dan niet mijn wil maar uw wil geschiede, maar ik bid er toen achteraan och kon nog maar genezing geven.

[…] wat kost dat een strijd om te bidden: niet mijn wil maar Uw wil geschiede. Wat je zoo innig lief hebt en dat te moeten afstaan en eindelijk kwam ik er toe […]

En ’s morgens vertelt hij z’n dromen nog tegen Flerik, gewone dromen hoor, hij neemt een ei met cognac en een kopje thee. En Mietje komt van boven. Het was 8 uur. Hij zegt: leg jullie me eens goed, mijn rug doet zoo zeer. En Mietje en Flerik doen het en ze gaan zitten een kopje thee op te drinken, ik ook. Mietje had nog geen eens er goed aan. Flerik zegt wat doet hij nou raar, vliegt de deur uit om mijn schoonvader. En ik vloog het ledikant uit, hij gooide al met z’n hoofd, ik pakte hem. Ik zeg: och mijn lieve man zul je me nou zoo verlaten? En toen deed hij z’n ogen open en blies toen de adem uit.

Toen kwam Flerik terug, het was gebeurd, hij zegt: had ik het niet gedacht! Het was een heel zenuwachtige toestand hier. Wij stonden alleen. De buren kwamen over want daar vloog Mietje om toe. M’n schoonvader kwam en bessien en de familie, maar toen lag hij al dood. Geen één anders dan ik en Mietje, want Flerik was om mijn schoonvader. Zoo vlug Annetje heb ik nog nooit gezien, en zoo kalm niet benauwd, nooit heb ik het zoo gezien.

Nou Annetje toen die band gebroken werd die de Heere gelegd had tussen ons, je kunt wel denken hoe ik was. Ik lag onder de tafel ik was moedeloos en overstelpt van zenuwen […]

Nou Annetje toen die band gebroken werd die de Heere gelegd had tussen ons, je kunt wel denken hoe ik was. Ik lag onder de tafel ik was moedeloos en overstelpt van zenuwen, ik had al zo’n nacht door gemaakt. De dokter werd gehaald hij zei Frans had al 14 dagen langer geleefd naar hem zijn gedachten. Hij liet dadelijk een flesch goed brengen voor de zenuwen op m’n keel.

Daar stonden heel wat menschen om mijn ledikant. Ik zeg: och jullie zijn nietige vertroosters, de Heere alleen kan me helpen. En ben in het gebed gegaan en gebeden of de Heere me bewaren wil voor opstand of verzet en dat ik niet de vragen zou stellen, waarom, maar of hij bij mij wou zijn en mij kracht geven om dat zware verlies te dragen. En nu ken ik getuigen dat de Heere mijn gebeden verhoord heeft en heeft mij stil gemaakt tot Hem en ik heb nog niet mogen twisten met de Heere, hoewel het verlies zeer zwaar is. Maar als ik overstelpt ben van droefheid en dan komt soms de vorst der duisternis tot mij en komt soms nog af te trekken met alle verzinsels maar dan klem ik me weer vast aan de Heere en zeg Heere vat Gij mijn hand, Gij hebt de satan overwonnen en dan gevoel ik me weer veilig bij Hem.

Het is nu vrijdag en zal verder schrijven, want gister kon ik niet schrijven toe heb ik weer zóon rare dag gehad, almaar huilen en zoo anwennig. Ik zeg: och zag ik hem nog maar eens even.

Het is nu vrijdag en zal verder schrijven, want gister kon ik niet schrijven toe heb ik weer zóon rare dag gehad, almaar huilen en zoo anwennig. Ik zeg: och zag ik hem nog maar eens even. En heb ogenblikken dan kan ik het niet houden zoo anwennig. De zondag is ook zo’n rare dag voor me en zit dan erg in het verlies. De zuster zegt: je moet maar veel afleiding hebben. Riekelt zou de radio aan laten leggen voor me om ’s weeks ook een dominee te horen en ziekenuurtje. De kinderen moeten nog 6 weken buitenshuis want ik ben overspannen. Ik lig nu al een week in bed zonder het op te maken, want ik heb koorts en mag ’s morgens niet voor bed opmaken eruit. Ik eet niets dat is zoo treurig maar heb nu 3 eieren met cognac daags en 1 ½ ltr. melk daags. En moest veel fruit gebruiken maar fruit kun je niet hier krijgen omdat de zee dicht is.

Ik heb Stiene net om een sinaasappel gestuurd daar had ik zo’n zin aan maar nergens te krijgen. Dat is toch zoo min hier met de zee dicht. Geen bananen, geen peren daar is niets meer op Urk van. Ze halen wel veel over het ijs maar fruit komt te veel onkosten op. Voor de melk moet ik 15 cent de liter geven omdat het over het ijs komt, zoo duur nu alles. Maar eieren en cognac heb ik nog niet gekocht, alles gekregen, ik krijg een hoop hoor.

De aanspraak van de begrafenis was Openbaringen 2, en de tekst was: Wees getrouw tot de dood en Ik zal u de kroon des levens geven. De nabetrachting was in huis hier, dat had ik verzocht, het was al zoo hard Annetje dat hij bij me vandaan gehaald werd, en heb toen ook erg gebraakt. De kist stond voor mijn ledikant zóon mooie dode, al moest je bij hem slapen. Hij is uit de bewaarschool begraven, 500 man was er bij, zoveel volk.

[…] het was al zoo hard Annetje dat hij bij me vandaan gehaald werd, en heb toen ook erg gebraakt. De kist stond voor mijn ledikant zóon mooie dode, al moest je bij hem slapen.

Ik heb een nieuw graf gekocht voor 54 gulden. De onkosten waren met elkaar 20 gulden en 50 gulden kreeg ik van de begrafenisfonds. Maar ik kon me toch zelf nog redden.

De familie is erg trouw voor mij. Frans zijn zusters zijn trouw en mijn schoonvader komt elke avond. Mietje en Flerik zijn vandaag in huis. Stiene is hier, morgen en zondag zijn Flerik en Mietje hier weer en slapen hier. Stiene gaat weer bij me. Dokter zegt geen bezwaar. De zuster komt elke morgen voor mij.

Annetje de groeten van de zuster. Nu schrijf jullie terug. Genacht hoor, je zus Jantje. De kinderen beseffen het niet.