Het dienstmeisje van Aletta Jacobs

Hoe behandelde Aletta Jacobs, boegbeeld van het Nederlands feminisme, haar dienstmeisjes? Volgens Lammertje Kramer, 12 jaar oud en ‘tweede meisje’ in huize Jacobs, niet al te best. Als werkgever was Jacobs onvriendelijk en veeleisend. Lammertje hield er een trauma aan over. De kloof tussen de twee klasssen bleek onoverbrugbaar.

Lammertje werd op 3 juli 1898 in Den Helder geboren. Ze was het elfde kind van Jan en Aaltje Kramer. Moeder Aaltje werkte voor haar trouwen als dienstmeisje, net als oma Geertjen Snoek. Vader Jan was visserman; op 27 oktober 1900 verdronk hij op de Noordzee.

Voor de jonge Lammertje en haar broers en zussen zag de toekomst er somber uit; moeder Aaltje moest negen nog levende kinderen groot zien te brengen. Het gezin verhuisde naar de Amsterdamse Jordaan, waar meer kans op werk was. Lammertje vond als derde generatie dienstmeisje werk in een imposante woning aan de Tesselschadestraat. De naam van haar werkgever? Dr. Aletta Jacobs.

Lammertje was twaalf toen ze bij dr. Jacobs in dienst trad. Een kind nog. Toch moest ze keihard werken. Dr Jacobs bleek bij haar personeel niet bepaald geliefd. “Onvriendelijk, heerserig, zeer veeleisend en veel verwachtend.” Zoals voor veel dienstmeisjes van Urker afkomst waren Lammertje’s hoogtepunten van de week een bezoekje aan kerk en catechisatie. Daar kon ze haar familie en vriendinnen ontmoeten. Maar ze kreeg er geen vrij voor. “Geloven doe je maar in je vrije tijd,” zei dr. Jacobs.

Hoe weten we dit? Omdat Lammertje er later vaak haar zoon Taekle Cornelis Wielsma over vertelde. “Ze had een soort trauma overgehouden aan haar tijd bij dr. Jacobs,” vertelt Ds Wielsma, nu 86 en woonachtig in Uithoorn. “Mijn moeder had weinig werkervaring en voelde zich vaak opgejaagd door haar werkgeefster.”

Dr Jacobs met bevriende patiente (links) en Lammertje Kramer als dienstmeisje (‘Herinneringen’; eigen foto)

Brood bakken en vlees pekelen

Hoe kunnen we verklaren dat het boegbeeld van het Nederlands feminisme nauwelijks oog had voor de behoeftes van haar ‘tweede meisje’? Aletta Jacobs was er immers van doordrongen hoe zwaar het huishouden was zonder extra handen. Over haar moeder schreef ze:

“[M]oeder, althans gedurende de eerste jaren van haar huwelijk, [deed] het huishouden zonder eenige hulp. En dat beteekende in die jaren meer, veel meer dan nu. Moeder bakte zelf het brood, bereidde de boter en kaas, deed de wasch, zorgde voor den inmaak, pekelde vleesch en maakte worst, en spinde, naaide en stopte al wat voor de jonge huishouding noodig was.”

Toen Jacobs toestemming kreeg om aan de Universiteit van Groningen te studeren was haar moeder niet meteen enthousiast:

“[Moeder] was er van overtuigd dat ik alleen wilde studeeren om mij te kunnen onttrekken aan het huishoudelijk werk. Toch achtte zij het dringend noodig, dat ik van alles wat de huisvrouw aanging volkomen op de hoogte kwam. Alleen onder voorwaarde dat ik mij tijdens de vacanties onder haar leiding wilde stellen, heeft moeder ten slotte haar toestemming voor het kiezen van mijn nieuwen werkkring gegeven.”

Jacobs mocht zich dus van haar moeder niet aan het huishouden onttrekken en moest zelf haar kleren naaien. Tijdens haar studie kreeg ze oog voor de nood van zieke vrouwen uit de arbeidersklasse:

“[O]mdat ik volop gelegenheid had te constateeren hoe zwaar en moeilijk het leven van de vrouw uit de volksklasse was, en hoe bitter weinig er van overheidswege of door philanthropen werd gedaan voor gewinnen waar de vrouw en moeder door ziekte ontbrak.”

Eenmaal gevestigd in Amsterdam hield Jacobs gratis spreekuur voor vrouwen die weinig geld hadden, pleitte voor seksuele voorlichting en verstrekte voorbehoedsmiddelen. Ook kwam ze op voor prostituees en voor winkelmeisjes die de hele dag moesten staan. In 1884 ging Jacobs een vrij huwelijk aan met Carel Victor Gerritsen. In haar ‘Herinneringen’ schreef ze uitvoerig over haar leven met de politicus, maar niet over hoe het huishouden werd gerund en over het personeel dat het echtpaar ontlastte.

Het woonhuis van Dr Jacobs aan de Tesselschadestraat, om de hoek van het Vondelpark

Standverschil

Het werken bij dr. Jacobs was allesbehalve plezierig voor Lammertje. Toen ze de kans kreeg om bij de Centrale Israëlietisch Ziekenverpleging (CIZ) aan de slag te gaan, pakte ze deze met beide handen aan. Moeder Aaltje ontving thuis veel Urker dienstmeisjes die bij Joodse gezinnen werkten. Bijna allemaal naar tevredenheid. Het klikte over het algemeen goed tussen de Urker meisjes en hun Joodse werkgevers, die een soortgelijke maatschappelijke achtergrond hadden.

Waarom klikte het niet tussen de Joodse Aletta en Lammertje? Toen ‘Lam’ bij Nederlands eerste vrouwelijke arts kwam te werken ging deze door een moeilijke tijd. Dr Jacobs was nu 56; ze had haar enige kind vlak na zijn geboorte verloren en haar man was enkele jaren eerder overleden. Ze schrijft hierover:

“Opnieuw had ik mijn steun in het leven verloren en stikdonker leek mij den weg dien ik verder alleen zou hebben af te leggen.”

Was het de rouw die dr. Jacobs tot een onsympathieke werkgever maakte? Was ze eenvoudigweg te druk en gestrest door de bittere strijd voor het vrouwenkiesrecht, zowel landelijk als internationaal? Of was het standverschil tussen de hoog opgeleide Dr Jacobs en ongeschoolde Lammertje eenvoudig te groot? Maakte de beroemde feministe in haar sympathieën onderscheid tussen arbeidersvrouwen als gratis patienten buitenshuis, en betaalde volksmeisjes als hulp thuis? Het is moeilijk om daar een helder antwoord op te geven.

Wel weten we dat Lammertje, getraumatiseerd door haar werkperiode bij dr. Jacobs, wraak wist te nemen. Toen ze haar dienst had opgezegd verliet Lammertje het voorname huis aan de Tesselschadestraat en zag in de vestibule een mandje met eieren staan. Later zou ze triomfantelijk vertellen wat ze toen deed: “Ik heb dat mandje met inhoud en al tegen de grond gegooid en ben hard weggelopen…”

Lammertje Wielsma-Kramer op oudere leeftijd (eigen foto)

Plaats een reactie