Waar zijn de Overijsselse vrouwen gebleven?

Toen ik de driedelige Overijsselse Biografieën voor het eerst te zien kreeg was ik zeer benieuwd. Hoeveel vrouwen zouden in deze ‘Levensbeschrijvingen van bekende in onbekende Overijsselaars’ zijn opgenomen? Ik had geen hoge verwachtingen maar was toch geschokt door de uitkomst.

Onder de 115 Overijsselse biografieën bevinden zich welgeteld vier vrouwen. Komt dit doordat de boeken decennia geleden zijn uitgegeven, toen men zich minder bewust was van het belang van inclusiviteit? Dat valt mee, het laatste deel zag in 1993 het licht. Zijn alle biografieën soms door mannen geschreven? Dat wel.

Wie waren de vier vrouwen die volgens de biografen wél het vermelden waard werden geacht? Allereerst is dat Aleida Greeve, kunstenaar met een indrukwekkend nalatenschap: het Zwolse Vrouwenhuis. Als 16-jarige schilderde ze het klassieke ‘Portret van jonge vrouw met vogel, een zelfportret.

Twintig jaar later kocht ze een huis aan de Melkmarkt in Zwolle, eerder eigendom van schilderes Aleijda Wolfsen. Aleida richtte het huis in met het werk van zichzelf en andere leden van haar schildersclub. In haar testament bepaalde ze dat het huis na haar overlijden zou worden ingericht als hofje van liefdadigheid voor bejaarde vrouwen van de hervormde kerk.

De tweede vrouw is tekenares, aquarelliste en schoonschrijfster Gesina ter Borgh, die wellicht ook in vergetelheid was geraakt als ze geen familiearchief had bijgehouden dat in het Rijksmuseum terecht kwam. Lang werd het werk van vader en halfbroer Gerard ter Borch, beiden kunstenaars, als het meest waardevolle archiefstuk beschouwd. Pas na een internationale publicatie werd het werk van Gesina herontdekt. In 2010/11 exposeerde het Stedelijk Museum in Zwolle haar werk en publiceerde Marjon Brouwer het boek De Gouden Eeuw van Gesina ter Borch.

Vrouw nr 3 is Maria Milatz, fysisch therapeut en feministe van het eerste uur. Ze zette zich in voor het algemeen kiesrecht voor vrouwen, ook in de kerk. Ze gaf vrouwen letterlijk lucht door als bestuurslid van de Vereniging voor Verbetering van Vrouwenkleding te pleiten voor ruime en lichte kleding. Hierdoor kon het lichaam zich natuurlijk ontwikkelen zodat de ‘slappe spieren, samenge-drukte ribben en opeengeperste longen’, veroorzaakt door het korset, niet meer zouden voorkomen.

Last but not least vinden we de levensbeschrijving van Barones van Heeckeren van Wassenaer, die ‘haar’ landgoed Twinckel onderbracht in een stichting. Hierdoor behoedde Marie van Heeckeren het landgoed voor de ondergang. In tegenstelling tot haar moeilijk benaderbare echtgenoot legde de nieuwe barones gemakkelijk contacten met pachters, personeel en buurtbewoners. De gemeenten Ambt en Stad Delden maakten de barones in 1953 tot ereburgeres.

Slechts vier vrouwen ontsnapten de vergetelheid in Overijssel. Gelukkig maken vrouwen een historische inhaalslag. Nederland kent inmiddels het Atria Kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis en de Vereniging Genderstudies. Historica Els Kloek zette 1001 vrouwen voor het voetlicht, en initeerde het Vrouwenlexicon. Maar er is nog veel werk te verzetten!

Gelukkig maakt ook Overijssel een inhaalslag. Op de site Wieiswieinoverijssel zijn naast de vier bovengenoemde dames 28 vrouwen toegevoegd. Veel te weinig, want ze vormen slechts 10% van het totale aantal biografieën.

Ik noem deze vrouwen, zodat hun namen en werken blijven voortleven: Heleen Ankersmit, Maria van Beckum, Geertruida ten Cate Hoedemaker, Fre Cohen, Stien Eelsingh, Cato Elderink, Ida Gerhard, Claar Goudswaard, Femmy Groen, Berendina Hertgers, Etty Hillesum, Bets ter Horst, Anke Jelsma, Bertha Jordaan-Van Heek, Aleida Leurink, Prinses Armgard zur Lippe-Biesterfeld – von Cramm, Riek van Nijnatten-Doffegnies, Gulia Palthe, Lina Roetert Steenbruggen, Klaasje Rotstein – van den Brink, Mien Ruys, Salome Sticken, Berendina Stoel, Julia Stroink, Hermien Timmerman, Margot Vos en Aleijda Wolfsen.

Plaats een reactie